De werkelijke inflatie

Roger Waters, geestelijk vader van het monumentale Pink Floyd-album The Wall, was niet de eerste en zeker niet de enige persoon die zich (retorisch) afvroeg of de overheid te vertrouwen is. Zo plaatste… Roger Waters, geestelijk vader van het monumentale Pink Floyd-album The Wall, was niet de eerste en zeker niet de enige persoon die zich (retorisch) afvroeg of de overheid te vertrouwen is. Zo plaatste econoom, filosoof en historicus Murray N. Rothbard (1926-1995) enkele decennia geleden al zeer kritische kanttekeningen bij het beleid van de centrale banken ten aanzien van inflatie. Zijn ideeën hierover bracht hij samen in het boek What Has Government Done to Our Money. Het boek werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1963. De opvattingen van Rothbard bieden een interessant perspectief op het fenomeen inflatie, met name voor wat betreft de ‘schuldvraag’.

Vanuit het kamp van zowel de Federal Reserve (Fed; een private organisatie) als de Europese Centrale Bank (ECB; een overheidsorgaan) klinken verontrustende geluiden met betrekking tot de ontwikkeling van de inflatie. De overheden in de VS en Europa maken zich zorgen, zo lijkt het. Recent becijferde de ECB dat de inflatie in de eurozone in juni is gestegen tot 4% op jaarbasis. De Amerikaanse Consumer Price Index (consumentenprijsindex) liep een maand eerder op tot 4,1%. Ben Shalom Bernanke, de voorzitter van de Fed, wees in een speech op de belangrijke rol die de oplopende grondstoffenprijzen spelen bij de inflatoire ontwikkeling. Ook in de media worden dergelijke verklaringen te pas en te onpas ingezet om te ‘verklaren’ waarom de inflatie momenteel de pan uit rijst. Toegegeven, het klinkt erg plausibel: de mondiale vraag naar olie, tarwe, rijst en andere grondstoffen neemt toe, de prijzen stijgen en dus moet de burger dieper in zijn buidel tasten om dezelfde producten te kunnen kopen. Kortom, geld wordt minder waard en dus hebben we te maken met inflatie. Ondertussen wassen Ben S. Bernanke en Jean-Paul Trichet (president van de ECB) hun handen in onschuld.

Geldscheppend vermogen
Murray Rothbard richtte in What Has Government Done to Our Money? zijn pijlen onder meer op de Fed, in Amerika ook wel the bankers’ bank genoemd. Vanwaar deze bijnaam? Amerikaanse banken hebben zich te verantwoorden tegenover de Fed. De Federal Reserve Act gebiedt de banken om een bepaalde, per ratio vastgestelde geldreserve aan te houden bij de Fed. Eenvoudig gezegd, komt het hierop neer: stel dat er een ratio geldt van 1:10. Dan betekent dit, dat een bank die $ 10 miljoen -bijvoorbeeld spaargeld- onderbrengt bij de Fed, de vrijheid heeft om het tienvoudige daarvan ($ 100 miljoen) uit te zetten, in de vorm van hypotheken, consumptieve kredieten of andersoortige leningen. Overigens is door de kredietcrisis het verplicht aan te houden spaarsaldo van de banken omgeslagen in een lening…

Waar haalt een bank die € 100 miljoen vandaan? Voor een klein deel is dat spaargeld, dat tegen een hogere rente wordt uitgezet dan de rente die spaarders als vergoeding krijgen. Maar de spaargelden die bij een bank gestald zijn, bedragen slechts een fractie van het geld dat de bank uitleent. Het overgrote deel van het geld dat door een bank wordt uitgeleend, wordt simpelweg ‘gecreëerd’ door de bank zelf. Banken zijn namelijk de enige instellingen die beschikken over het vermogen om geld te ‘scheppen’. Tegenwoordig wordt vaak geschreven over de Fed dan wel de ECB die bankbiljetten bijdrukt. Hiermee wordt lang niet altijd het letterlijk bijdrukken van fysieke bankbiljetten bedoeld, aangezien dit maar een beperkt onderdeel van de geldproductie omvat. Het meeste geld wordt niet chartaal (munten en biljetten) maar giraal uitgezet. In beide gevallen is bij het creëren van extra geld uit het niets echter sprake van (monetaire) inflatie.

Op zoek naar een zondebok
Econoom Frank Shostak heeft het bovengenoemde boek van Rothbard gebruikt als een belangrijke pijler voor zijn essay Commodity Prices and Inflation: What’s the Connection? Inflatie, aldus Shostak, ís het vergroten van de geldvoorraad. Bankiers die de oplopende olieprijs (of andere grondstoffenprijzen) als ‘schuldige’ aanwijzen, proberen de aandacht van zichzelf af te leiden.

”If the price of oil goes up, and if people continue to use the same amount of oil as before, people will be forced to allocate more money to oil. If people’s money stock remains unchanged, less money is available for other goods and services, all other things being equal. This of course implies that the average price of other goods and services must come down.”

Mensen kunnen immers hun geld maar één keer uitgeven. Als zij ervoor kiezen om, ondanks een oplopende olieprijs, evenveel olie te gebruiken, dan zullen zij daar dus meer geld aan moeten uitgeven. Het gevolg is, dat er minder geld overblijft voor andere doeleinden. Dit betekent een afnemende vraag naar andere goederen en diensten. Het gevolg daarvan is, dat de prijs van deze andere goederen en diensten zal dalen. Kortom, van inflatie is geen sprake wanneer de prijs van bijvoorbeeld olie stijgt.

Fed-voorzitter Bernanke wees recent eveneens op de inflatieverwachtingen, die op hun beurt een nog verder oplopende inflatie in de hand zouden werken. Mensen die ervan uitgaan dat de prijzen in de toekomst verder zullen stijgen, schaffen nu alvast bepaalde goederen aan. Ofwel, de vraag neemt toe, waardoor een self fulfilling prophecy ontstaat en de prijzen inderdaad stijgen. Ook dit is onjuist, volgens Shostak. Hierbij wijst hij wederom op het gegeven dat mensen slechts eenmaal hun geld kunnen uitgeven. Al zouden mensen willen anticiperen op stijgende prijzen (en dus zo snel mogelijk goederen inslaan alvorens deze nog duurder worden), hun middelen daartoe zijn beperkt. Mensen zullen pas meer gaan consumeren, als zij beschikken over meer geld.

De ware inflatie
Shostak betoogt dan ook dat de inflatie slechts oploopt als de geldvoorraad toeneemt. Hoe meer geld er in de markt gepompt wordt, des te hoger worden de prijzen. Stel dat meneer Jansen een consumptief krediet van € 10.000 afsluit bij zijn bank, dan kan hij eindelijk dat plasmascherm en die dvd-recorder aanschaffen. Als er heel veel kredieten worden verleend en er dus miljarden euro’s (om maar te zwijgen over de astronomische hoeveelheden dollars die in de Amerikaanse economie gepompt worden) in de markt gezet worden, neemt de vraag naar producten toe. Het geleende geld moet immers rollen… En dus ‘jaagt’ een grotere hoeveelheid geld op een gelijk gebleven hoeveelheid goederen, diensten en grondstoffen. Het gevolg laat zich raden: de prijzen stijgen, aangezien er nu eenmaal niet meer goederen beschikbaar zijn. 

Denkt u nog even terug aan het voorbeeld van mijn vorige column van een belegerde stad, die langzaam door zijn voedselvoorraden heen raakt. Aangezien de hoeveelheid geld in omloop hetzelfde blijft, schieten de prijzen omhoog. Wanneer de hoeveelheid geld fors wordt vergroot en de hoeveelheid goederen gelijk blijft, gebeurt natuurlijk hetzelfde: er ontstaat inflatie. En dit is de inflatie waar Trichet en Bernanke het nooit over hebben. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de groei van de geldhoeveelheid een vrij nauwkeurige voorspelling levert voor de inflatie drie jaar later. De grafiek (zie het weekblad) laat duidelijk zien dat er een sterk causaal verband bestaat tussen de toename van de geldhoeveelheid en de inflatie. Trichet, Bernanke, maar zeker zijn voorganger Alan Greenspan zijn de echte veroorzakers van de inflatie.

Harm van Wijk
BeursBulletin

Geraadpleegde bronnen:

Murray N. Rothbard, What Has Government Done to Our Money?, Auburn University, herziene editie, 1990. Dit boek is in pdf-formaat te downloaden via onderstaande link: http://www.mises.org/money.asp

Frank Shostak, Commodity Prices and Inflation: What’s the Connection?, 7 juli 2008, http://mises.org/story/3018
Voor de bijbehorende grafiek verwijzen wij u naar het weekblad.