In deze turbulente tijden van krediet- en voedselcrises valt regelmatig het jaartal 1929. Eerst achteraf kunnen we met zekerheid stellen of het huidige tijdgewricht “1929 revisited” was of niet. Niettemin… In deze turbulente tijden van krediet- en voedselcrises valt regelmatig het jaartal 1929. Eerst achteraf kunnen we met zekerheid stellen of het huidige tijdgewricht “1929 revisited” was of niet. Niettemin zijn er regelmatig zaken die ons aan 1929 doen denken.
Er is in de politiek al tijden veel te doen over de topinkomens. Wouter Bos heeft onlangs in het kabinet weliswaar niet weten te bewerkstelligen dat bonussen extra belast zullen worden, riante vertrekpremies en extra pensioenaanvullingen daarentegen worden fiscaal wél aangepakt. Veel belastinginkomsten leveren deze heffingen niet op, naar verluidt gaat het om niet meer dan 60 miljoen euro. De toon is met deze vorm van symboolpolitiek niettemin gezet.
Uit een vorige maand verschenen update van het onderzoek naar Amerikaanse topinkomens door Piketty en Saez, bleek duidelijk dat die topinkomens in vergelijking met het gemiddelde loon fors zijn toegenomen. Verdiende een CEO in 1970 ongeveer 30 maal het average salary, momenteel bedraagt dat meer dan 100 maal het gemiddelde salaris. En dan hebben we het alleen nog maar over het vaste salaris. Wanneer je andere voordelen plus optiepakketten meerekent, zit je al gauw op een factor 500. Zie de grafiek in het weekblad.
Bovendien geldt dat de 1%-grootverdienersgroep goed was voor bijna 25% (!) van het totale Amerikaanse inkomen in 2006 (deze gegevens worden met enige vertraging bijgewerkt, vandaar dat we nu nog geen actuelere data hebben). In de grafiek is te zien, dat de geschiedenis zich lijkt te herhalen.
Voor het eerst in 78 jaar hebben de topinkomens de top van 1929 overschreden. Na 1929 klapten de beurzen en Amerikaanse economie in elkaar. De topinkomens – en daarmede ook de inkomensongelijkheid – namen na 1929, zie de tweede grafiek in het weekblad, heel fors af.
Wat opvalt, is dat tijdens goede beursjaren dit soort onderwerpen politiek ongemoeid blijven. We vinden in goede tijden de bonussen en beloningen wellicht exorbitant, maar laten het voor wat het is en rekenen erop dat de markt zichzelf op dit vlak reguleert. In minder goede beursjaren verandert de toon. Het leerstuk van Socionomics bewijst ons, wat dat betreft, goede diensten. De slide (zie het weekblad) keert vaak terug in mijn columns, maar dat is ook niet voor niets.
Tijdens een stijgende beurs zijn we welwillender, passen we ons meer aan, zijn we milder, opbouwender, optimistischer en hebben we meer vertrouwen. Tijdens een dalende gemoedstoestand zijn we angstiger, polariserender, pessimistischer en denken we meer in beperkingen en voorbehouden. Dat de extra heffingen juist in deze fase worden doorgevoerd, is vanuit dit leerstuk bezien dan ook niet vreemd. Je kunt je zelfs afvragen of het hier in de toekomst bij blijft en er niet alsnog verdere beperkingen zullen worden doorgevoerd, met name wanneer de bonussen in een neergaande economie voorlopig nog hoog zullen blijven. De beurzen zullen, wat dat aangaat, hun werk doen: bij verdere dalingen verslechtert onze gemoedstoestand en zal ook de politiek sneller bereid zijn tot verdergaand ingrijpen. In combinatie met een verslechterende economie zal de inkomensongelijkheid flink afnemen en zal de vergelijking met 1929 in elk geval op dit vlak gaan uitkomen.
Elmer Hogervorst
info@hogervorstadvies.nl
Voor de bijbehorende grafieken verwijzen wij u naar het weekblad.